Aan berichten geen gebrek. De hele dag stromen ze binnen. Ze stromen vanaf mijn computerscherm over het toetsenbord, de mails, nieuwsbrieven en reminders, en druipen dan langzaam over het bureau tot op de grond. Vanuit mijn telefoon lopen ze over mijn handen heen, appjes, push-berichten, nieuwsitems, langs mijn mouwen druppelen ze op mijn broekspijpen. Ik heb de piepjes uitgezet, anders zou ik gek worden. In de brievenbus kranten en post. Tv en radio spuwen berichten van allerlei soort de kamer in. Op straat en in de winkel springen vanaf billboards en verpakkingen berichten op mijn ogen af: lees mij, zie mij, koop mij! Er zijn mensen die als de wekker gaat al 128 berichtjes op hun telefoon hebben en dan moet de dag nog beginnen.
De hele dag zijn we omgeven door berichten. Maar hoopvolle berichten? Die waren schaars in de afgelopen maanden. Terwijl zoveel mensen snakten naar hoopvolle berichten. Dat hun geliefden nog leefden. Dat gijzelaars zouden worden vrijgelaten. Dat hun huis er nog stond. Dat er een staakt-het-vuren zou komen. Dat vrachtwagens met hulpgoederen de grens over mochten. Dat ze zelf de grens over mochten, maar dan de andere kant op. Dat er hulp zou komen. Dat ze niet vergeten zouden worden, hier niet, daar niet. Dat het vrede zou zijn.
We zingen het straks met kerst: Vrede op aarde. We zingen het de engelen na, die vredebodes uit de hemel. Maar het is er niet op aarde: vrede. Helemaal niet of een beetje niet? Alleen niet daar, maar wel hier? Meestal niet, maar soms wel?
Wat moeten we doen? Kerst overslaan dit jaar, omdat het gewoon nepnieuws is, die vrede op aarde? Of zullen we alleen de liedjes schrappen die over vrede zingen, en het houden bij een lief kindje in een voerbak midden in een koude winternacht en een sneetje kerstbrood met warme chocolademelk? Of durven we toch vast te houden aan het bericht van de engelen, over vrede op aarde, ooit, misschien, hier of daar, een beetje, of juist overal, omdat we willen geloven, blijven hopen, dat het wáár is. Dat vrede bestaat. Dat vrede kan. Vrede op aarde, ondanks alle duisternis in de wereld.
En dan opeens, dwars door het duister licht de hemel op, een lied weerklinkt, als een hemels pushbericht, een goddelijke ping: hier is het bericht waarop je wacht. Een hoopvol bericht, een bericht van God zelf: ‘Wereld, hier is je vrede!’ Herders en koningen horen het en gaan op weg. Vrouwen en mannen, kinderen en ouden van dagen, van heinde en verre stromen ze toe om met eigen ogen te zien dat het vrede is, ergens op aarde. En ze zien een kind in een voerbak, een pasgeborene, de oogjes nog gesloten, de handjes dicht. Het heeft niets om het lijf dan een doek en de armen van twee liefhebbende ouders. Even zijn we verbijsterd: is dat onze vrede? Zo klein, zo machteloos, thuisloos, hoe kan dit kind de vrede van de wereld zijn?
Dan opent het kind zijn oogjes en in zijn blik ligt een vraag besloten: Mag ik wonen in jouw hart? Wil jij mij dragen, mij voeden en doen groeien? Wil jij mij jouw handen en voeten lenen? Wil jij mijn woorden spreken, en zingen, zingen met alles wat in je is, over vrede op aarde.