Als kind ben ik opgegroeid met verhalen van Frank Groothof. Natuurlijk Sesamstraat en Klokhuis – Boy Zonderman was onze held! – maar ook hertaalde verhalen.
In het theater zagen mijn zussen en ik Odysseus, en op cd luisterden we naar andere opera’s. Hoe vertel je deze heftige verhalen aan een jong publiek? Welke vertaalslag maak je? Hoe zorg je ervoor dat deze sterke verhalen voor kinderen leuk, spannend en uitdagend zijn, zonder ze nachtmerries te bezorgen?
De meeste mensen kennen Frank Groothof van de ondeugende rollen van Sesamstraat en Klokhuis. Deze rollen koos hij niet voor niets: ‘Kinderen weten hoe het werkt met volwassenen: dat ze het ene zeggen en het andere doen. Dat maakt de wereld verwarrend. Er wordt ze verteld hoe het hoort, maar ze zien volwassenen iets anders doen. Daar wilde ik mee spelen, die kant van volwassenen wilde ik laten zien. Zodat kinderen die naar Sesamstraat keken de patronen herkenden en daarmee om leerden gaan.’
Frank heeft zelf zes kinderen. Bij de opvoeding stond eerlijkheid centraal. ‘Met je kinderen probeer je het zo goed mogelijk te doen. Maar je weet ook dat je soms moet schipperen, onderhandelen. Mijn relatie met mijn kinderen is goed, dat komt voor een groot deel dankzij mijn vrouw. Zij was heel open, eerlijk en consequent. Naar de kinderen toe en ook naar mij toe. Daar heb ik veel van geleerd. Mijn kinderen zijn in respect opgegroeid – dat was niet bepaald het geval toen ik jong was. Ik werd totaal niet serieus genomen. Als ik mijn mond opendeed kreeg ik meteen een hengst voor mijn kop.’
Bij het hertalen van opera’s is de grote uitdaging het bepalen van je eigen positie. Als Frank Peer Gynt, Carmen, Odysseus, de Toverfluit of Pinokkio speelt, vertelt hij bekende verhalen. Maar hij stoeit ermee, vindt er zijn eigen stem in. ‘In het oorspronkelijke verhaal is Pinokkio lui, oneerlijk en dom. Maar kinderen zijn juist enthousiast, eerlijk, nieuwsgierig en leergierig! De 19de-eeuwse moraal van dat verhaal is: volwassenen weten alles beter, het kind is slecht en moet opgevoed worden. Waarom neem ik dan toch zo’n verhaal? Ik wilde iets met barokmuziek doen, met de grote Italiaanse componisten Bellini, Rossini en Donizetti. Pinokkio is een Italiaans verhaal en ook nog eens heel avontuurlijk. Maar wat bleek toen ik ermee aan de slag ging? Dat het een moralistisch rotverhaal is! Dus dan ga je nadenken: wat wil ik ermee vertellen? Dat punt bereik je trouwens altijd als je een voorstelling maakt, want uiteindelijk draait toneelspelen om wat je wilt vertellen.
kinderen leven in een wereld waar die vreselijke dingen gebeuren
Toch komt bij het maken van een voorstelling het verhaal niet op de eerste plaats. ‘Ik ga altijd uit van de muziek die ik kinderen wil laten horen. Pas dan ga ik bedenken wat ik erbij wil vertellen. Dat wordt soms een probleem als je opera doet. Neem Boris Godoenov. Dat is niet bepaald een verhaal voor kinderen. Daarom wordt de prins in mijn versie niet vermoord, maar loopt hij weg omdat hij geen tsaar wil worden. Wel eindigt het net zo hopeloos als in de echte opera, waar de valse prins de macht grijpt. Ik wilde zo graag een keer muziek van Moessorgski laten horen, het is een lievelingscomponist van me.’
De opera Carmen van Georges Bizet is ook zo’n voorbeeld van een verhaal met volwassen onderwerpen: liefde, jaloezie, moord. Ook niet bepaald voor de hand liggend voor kinderen. ‘Maar die muziek hè, zo mooi! Dan denk ik: kinderen leven in een wereld waar die vreselijke dingen gebeuren, daar moet je toch met ze over kunnen communiceren. Dat is beter dan ze er weg van houden, of net doen alsof het er niet is. Dat is veel beangstigender voor ze. Dan kun je beter met je ouders naar Carmen gaan en er na afloop over praten. Op die manier maak je dingen bespreekbaar: pesten, wanhopige liefde, een underdog zijn.’
In het verhaal verleidt Carmen José. Hij wil alles voor haar doen maar verliest alles. Want Carmen wordt verliefd op een stierenvechter. Tijdens een ruzie steekt José haar neer. ‘Dat is wel een dingetje, het moment dat José zijn geliefde Carmen neersteekt. Hoe laat je dat aan zo’n jong publiek zien? In mijn voorstelling vraag ik eerst een kind uit de zaal om de stier te spelen en dan gaan we stierenvechten. Maar vervolgens vraag ik haar of ze, omdat ze er nu toch is, ook even Carmen wil zijn. En dan word ik José en zeg: ‘Wat doe jij hier, Carmen? Heb je soms een afspraak met die stierenvechter? Ik waarschuw je Carmen, ik heb een mes!’ Kinderen vinden het altijd fantastisch om mee te spelen op het toneel en dat doen ze heel serieus. Uiteindelijk steek ik haar dan zogenaamd en fluister ‘val dood, val dood’. En daarmee wordt het drama gerelativeerd. Want ze laat zich vol overgave op de grond vallen en de hele zaal is ontroerd omdat ze zo geweldig meedoet.’
ik heb hem verteld wat er echt gebeurd is
Bij het toegankelijk maken van volwassen verhalen maakt hij ook weleens een fout. ‘Ik vertelde een keer het verhaal van Babar met jazzmuziek. In het begin is er een jager die Babars moeder doodschiet. Bij mijn eerste try-out zei een moeder in de zaal keihard: ‘Nee hoor Eva, die moeder is niet dood.’ Ik nog wat tegensputteren, maar die moeder hield vol: ‘Die moeder is niet dood!’ Na afloop wist ik: dat moet anders. In de versie daarna werd Babar tijdens de wandeling afgeleid door een vlinder en raakt hij zo zijn moeder kwijt. Die paniek herkent ieder kind, want iedereen is zijn moeder weleens kwijtgeraakt in de supermarkt of op het strand.’
Toch moet de grilligheid van een verhaal niet altijd uit de weg gegaan worden. ‘Mijn ouders wilden me van alle zielige dingen weghouden. De dood van mijn oma bijvoorbeeld. Ik mocht niet bij de begrafenis zijn. Dat vond ik heel erg want ik was gek op mijn oma. Maar zelf heb ik iets gelijksoortigs gedaan. Mijn zoon had een ratje waar hij gek op was. We hadden ook een poes… en die rotpoes heeft dat ratje opgegeten. Dat durfde ik niet tegen mijn zoon te zeggen, want dat ratje was zijn lieveling. Dus toen heb ik maar gezegd dat zijn schatje misschien op zwerftocht was. Maar mijn zoon werd steeds onrustiger – waar was zijn ratje? Hij leed er echt onder. Totdat ik uiteindelijk begreep dat het zo niet kon. Ik heb hem op schoot genomen en verteld wat er echt gebeurd was. We hebben er samen nog een lekker potje om zitten janken. Maar daarna was het ook klaar. Omdat hij het een plaats kon geven. Kinderen verdriet besparen moet je niet doen, ze moeten ermee leren omgaan.’
Dit stuk verscheen eerder in Doopsgezind NL van april 2022